Rafaël of Raphaël (Hebreeuws:
רפאל) is een Hebreeuws woord
dat "God heeft genezen" betekent. (Het Hebreeuwse woord
voor arts is rofe’.)
Rafaël is dus oorspronkelijk een genezende engel uit
het jodendom.
Rafaël in het judaïsme
Rafaël
komt in het canonieke Oude
Testament niet
voor, maar wel in het deuterocanonieke
boek Tobit.
Daar vergezelt hij de jonge Tobias, de zoon van Tobit,
op zijn gevaarlijke reizen. Pas nadat Tobias veilig is
teruggekeerd, maakt de engel zich bekend als "Rafaël, een van de
zeven engelen die in de nabijheid van de troon van de Heer
verkeren." (Tobit 12:15 NBV)
In het Eerste
boek van Henoch,
een Joodse tekst uit de tweede eeuw voor onze jaartelling, wordt
Rafaël beschreven als "een van de heilige engelen die over de
geesten van de mensen gaat" (1 Henoch 20:3). Rafaël krijgt van
God de opdracht om de demon Azazel gevangen
te zetten, "en genees de aarde die de engelen verdorven hebben,
en verkondig de genezing van de aarde, opdat zij van pestilentie
kunnen helen". (1 Henoch 10:6,7).[1]
Rafaël in het
christendom
Omdat
het christendom uit
het jodendom is voortgekomen, is de aartsengel Rafaël in het
christendom terechtgekomen. Omdat het boek Tobit als
deuterocanoniek boek bij protestanten weinig gezag heeft, wordt
Rafaël voornamelijk als katholieke engel gezien.
In het begin van de 5e
eeuw werd aan Rafaël een basiliek toegewijd
op een eiland in de buurt van Alexandrië.
Zijn feest wordt in de rooms-katholieke
kerk gevierd
op 29 september, samen met de aartsengelen Michaël en Gabriël.
Het boek Tobit waarin
Rafaël voorkomt, wordt door protestanten gezien als apocrief.
In het Nieuwe
Testament worden
alleen de engelen Gabriël (Lucas 1:19,
26) en Michaël (Judas 1:9; Openbaring12:7)
bij name genoemd. Binnen het protestantisme wordt aartsengel
Michaël vaak
als de enige echte aartsengel gezien.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Rafaël_(aartsengel)